GA FIETSEN JOH!

Vijf jaar lang fietste ik de elf kilometer van Putten naar Harderwijk en weer terug. Met regen, met sneeuw en vreemd genoeg, altijd met twee keer wind tegen. In de loop van de tijd werd er semiautomatisch wat heroïek toegevoegd aan de tocht der tochten. En dus overwonnen we met boekenkasten vol schoolspullen, oranje regenpakken maat circustent en lood in de benen, vijf dagen per week, de reis naar de hel: het Christelijk College Nassau-Veluwe.

Fysiek stelde het niet veel voor. Maar om nou te zeggen dat ik uitkeek naar een dag in het klaslokaal. Op de lagere school was het allemaal nog zo simpel, zo vriendelijk. Broer Robert en ik dribbelden richting de knusse lokaaltjes met pleintje, knikkerpotjes en voetbalgoaltje dat slechts twee blokken verder lag. Onderweg zongen we en tikten we over met de bal. De lagere school was fantastisch, zeker na een ietwat geforceerde overstap van de openbare Prinses Marijke naar de katholieke Gabriëlschool. Hoofdmeester Marissink met z’n prachtige verhalen over de Peel, de opdrachten op de gang met vloerbedekking en de eerste computers, de sporttoernooien en het kamp. Zoveel herinneringen.

Het college was werelden weg van wat ik echt wilde. Maar ik had geen keus. We spraken elke ochtend af op het kruispunt bij de Texaco waar de Harderwijkerstraat uitmondde in de Oude Rijksweg. En met ons groepje gingen we op weg. Als je te laat was moest je harder fietsen om de anderen in te halen. Bellen kon alleen met dat zilveren ding op je stuur. Althans, de eerste weken. Net als je achterlicht en je snelbinders overleefden zij het eerste kwartaal van de middelbare school zelden. Wat dat betreft overtrof ik mijn materiaal.

In lange, kleurrijke colonnes reden we richting onze lotsbestemming. Het eindeloze fietspad, waar je op regenachtige ochtenden over de slakken reed, langs het Laakhuisje, het bos naar Ermelo en de afslag Groevenbeek. Rechts woonde Arjen en Richard waar we zondag nog wel eens mee voetbalden op het zandveld. Dan langs de motorwinkel van Rebel, de gestoffeerde wagen en de VAD-garage met de gele bussen. En als laatste tussen de eendenstront door, helemaal tot aan het viaduct. Soms stopten we voor de verkeerslichten, vaak niet. Optrekken was irritant.

De weg was recht en saai en de dag liep er moeiteloos in over. Gym en tekenen waren naast de pauzes favoriet en dus telde ik de minuten naar het einde. Vanwege de verschillende roosters en de lessen die uitvielen moest je nogal eens alleen terug. Ik ging van minuten over naar het tellen van de strepen op het fietspad en probeerde met de draaiing van mijn trappers precies op het begin of eind uit te komen. Stiekem speelde ik vals als het even liet lukte. Soms kon je achter een groepje meisjes blijven hangen. En luisterde je gewoon een beetje mee. Die ritten waren fijn. Zeker in de zomer. Maar er waren ook gevaarlijke tochtjes heen en weer.

In je eentje was het altijd uitkijken voor het groepje jongens van de LTS. Vanaf dag één waren we in een naargeestig spelletje verwikkeld geraakt. Zij trapten onze tassen van de fiets of knalden ons met fiets en al in de sloot langs het pad. Als we met meer waren, hadden we geen last. Heel soms namen we wraak. En dat moesten we de dag erna dan weer bekopen. Het hoorde er blijkbaar bij, maar samen met het opkijken tegen een schooldag zorgde het regelmatig voor een knoop in m’n maag.

De fietsroute Putten-Harderwijk was op zichzelf al een leerschool. De gesprekken, de ruzies, het lekrijden, doorbijten en het ontdekken, het kennismaken, flirten, vechten en het elkaar echt leren kennen. Ik ben er dankbaar voor, voor iedere kilometer. Heel af en toe rijd ik die weg nog, zonder boekentas onder de snelbinders, maar wel met een koffer vol ervaring. Ga fietsen joh, word je rijk van.