Gisteren was makkelijk. De zon scheen en op het veldje bij het politiebureau werd gevoetbald. Ramon en Jeroen van nummer 35 stonden al om half 9 op de stoep. Iets te vroeg voor een zondag, vond mijn vader, maar ik was er blij mee. En ik was niet de enige. Robert, m’n broertje stond binnen enkele seconden met zijn typerende brede glimlach bij de voordeur. Hij wilde altijd meedoen. Toen nog wel.
Die dag op het gras had eeuwig mogen duren. We hadden gelijke teams en niemand hoefde vroeg naar huis. Er werden wereldgoals gemaakt en iedereen was Maradonna. En zelfs de gebruikelijke ruzies bleven achterwege. De zon was heet en we dronken water uit de colaflessen van thuis. Eén van de jongens haalde chips en boterhammen met kaas, totdat het ging regenen. Opeens. Zoals dat vroeger altijd opeens kwam. Eerst hadden we nog doorgespeeld, want waarom zou je stoppen? Maar langzaamaan veranderde de strakke grasmat in een bruine poel met louter zuigende werking. De bal kwam nauwelijks meer vooruit en na een paar uitglijders, enkele bewust, was het klaar. Met de knieën en sokken zwart, het shirt en de broek doorweekt, dropen we af.
“Met shirt en broek doorweekt dropen we af”
Op de mat in het halletje deden we alles uit en snel doken we in onze pyjama’s. Boven kregen we een verrassingsbakje. Dit kommetje met steevast een stuk kaas, een Mars of Nuts, wat chips of nootjes en die verrassing dus, was eigenlijk iets voor de woensdagen. Maar in de vakantie nam mams het niet zo nauw met haar eigen regels. Het verrassingsbakje had een grote aantrekkingskracht op de andere kinderen in de buurt. Op woensdagmiddagen waren we gewoon net iets populairder dan anders. Dit keer deelden we de buit met z’n tweeën. Beter!
Op de televisie was de Tour de France. Maar de vlakke etappes boeiden me niet zoveel, te saai. Ik keek liever naar buiten. Het had ook wel wat, die regendouche. Jezelf vervelen ook. Gewoon een beetje hangen, verder niks. Nou ja, niks. Ik volgde de sporen van de grote druppels op het raam. Ik voorspelde de koers, deed wedstrijdjes in mijn hoofd tussen de verschillende druppels en probeerde de winnaars te volgen met mijn vinger. Soms had ik gelijk en voelde het eventjes alsof ik de toekomst kon bepalen. Nu, een jaar of veertig later, zie ik dezelfde druppels langs het raam gaan. Ik volg ze met mijn vinger en zou er heel wat voor over hebben om juist nu onze toekomst te kunnen bepalen. Om morgen weer buiten te kunnen spelen. Maar als dat nou niet lukt, dan beloof ik, dat ik wel iets anders verzin. Desnoods ga ik me gewoon eens ouderwets zitten vervelen. Nu eerst een verrassingsbakje.