We irriteren ons mateloos. Om niks. Om alles.
Slingerend, remmend, panikerend, scheldend en compleet van de wereld zijn we. Zo erg dat we ook op de snelweg niet meer voor ons kijken. Laat staan af en toe achterom of opzij. We missen dat statige landhuis bij Den Bosch, de zendmast bij Lopik met de maan in de top, de olifanten bij Almere en de afslag bij Rotterdam. We zien de koeien niet springen in de wei, de schapen niet grazen op de dijk en de eenden niet, als ze willen oversteken. We missen alles, behalve elkaar. Die ander zit maar in de weg, berooft ons van onze verdiende vrijheid. We irriteren ons mateloos. Om niks. Om alles. Ook als we ontspannen zouden moeten zijn.
Met een uiterste inspanning
Onze vakantie is net achter de rug. Het is 5 over half 9, de randweg van Haarlem. Ik moet even snel langs de garage, vanwege een defecte airco. Prima timing natuurlijk met 30 graden plus. Ik trap het gaspedaal in bij het verkeerslicht, de weg is opgebroken en ik wil invoegen op de baan rechts. De bestuurder achter me denkt er anders over. Met een uiterste inspanning weet hij zijn VW Golf met geblindeerde ramen naast de mijne te krijgen. De tijdelijke, geel-zwarte drempels komen hard dichterbij. Ik minder snelheid om dan maar achter die zak in te voegen, maar ook dat wordt tegengehouden. De chauffeur kijkt fanatiek en triomfantelijk tegelijkertijd. Hij remt, geeft gas en remt nog eens.
Rechtvaardigheid?
Mijn weg houdt op, ik voel de drempel tegen de voorwielen aanslaan. Het bord met de onverbiddelijke pijl doemt op. Ik trap vol in de remmen en gooi m’n wagen naar rechts. Trap het gaspedaal weer in en schakel driftig door naar de derde versnelling. De motor giert, maar ik hoor het niet. Je mag hier nu maximaal 70, maar m’n meter geeft 120 aan. De kloothommel voor me komt dichterbij. En ik duik in z’n kofferbak, terwijl ik ‘m met groot licht in het zonnetje zet.
Na een minuut of wat, die voelt als een halve dag, schakel ik terug en scheer langs zijn wagen. Vlak voor hem druk ik m’n Juke naar rechts en tik de rem in. De bestuurder schiet over de weg de berm in en weer terug de weg op. En ik voel iets wat op euforie lijkt, rechtvaardigheid. Dan hoor ik in de verte iemand roepen. M’n vrouw naast me roept me tot de orde. Met een blik in haar ogen die ik nog niet eerder zag. De rest van de rit verloopt rustig, stil zelfs. Geen muziek, geen plezier. We zijn teleurgesteld, in mij.
Autorijden, ik houd ervan. King of the road. Heerser over mijn eigen universum. Maar misschien is de trein of fiets toch verstandiger. Voor iedereen.
- Gepubliceerd op NL Magazine